Deze zerk met formaat 98 x 194 cm heeft een smalle rand met wat beschadigingen langs de buitenrand. Aan de rechterkant is de rand verdwenen. Op deze smalle rand staat boven, in het midden nummer ‘155’ en linksboven ‘KELDER’.
Binnen de rand is de zerk geheel gebeeldhouwd, met op de bovenste helft een langwerpige cirkel met een smalle rand, met daarbinnen een alliantiewapen met dekkleden, verlaagd aangebracht. Dit wapen heeft links het mannelijke schild met op een lint eronder de naam 'OMMERE' en rechts het vrouwelijke ruitvormige schild met op een lint daaronder de naam 'BVDDING'. Boven de wapenschilden, die volledig afgehakt zijn, bevindt zich een traliehelm, naar rechts kijkend, met daarop een kroon. Om de hals van de helm hangt een ketting. Het helmteken is weggehakt.
Op de onderste helft bevindt zich een grote liggende rechthoek met een smalle versierde rand, die de randen van de zerk raakt, met daarop een opschrift, dat zeer afgesleten is. De tekst is niet te lezen.
Muschart registreerde in 1939 nog vormen op de wapenschilden:
Op het linker wapenschild waren nog vrij duidelijk de contouren van 3 omgewende en vermoedelijk gekroonde leeuwen met aanziend gestelden kop, boven elkaar geplaatst, te zien en op het vrouwelijk wapen duidelijk de contouren van een schuinrechts geplaatste droogscheerdersschaar met de punten omhoog.
Uit de kerkboeken (zie afbeeldingen) blijkt dat de zerk behoorde aan Johan van Ommeren.
Johan / Jan van Ommeren (1580-5 juli 1655) was getrouwd met Anna Buddingh (1585-1663). Anna en Johan kregen ten minste drie kinderen, Goswijnus (1616-1626), Rudolf / Roelof (1619-1689) en Maria (1618-1674). Johan was burgemeester van Tiel en werd daarna burgemeester van Arnhem. Het gezin woonde in de Oeverstraat op nr. 52-53 in Arnhem.
De zoon Goswijnus stierf op 10-jarige leeftijd aan de kinderpokken. Dit is bekend door het memorie van zijn moeder Anna Buddingh. Goswijnus werd toen in de Eusebiuskerk begraven bij zijn grootouders: Johan Buddingh en Maria van Bemmel. Deze grafzerk is ook bewaard gebleven, nr. 44 (genummerd op de zerk '156').
Anna was de dochter van Johan Buddingh en Maria van Bemmel (dochter van Thomas Van Bemmel en Anna Lijnden). Johan Buddingh is tolschrijver geweest, tevens was hij langere tijd burgemeester van Arnhem. Ook was hij, samen met Joost van Reidt, leenman van het vorstendom Gelre en graafschap Zutphen. De grafzerk van Joost van Reidt is ook bewaard gebleven, zerk nr. 41. Hij was getrouwd met Janneke / Johanna van Bemmel, zus van bovengenoemde Thomas Van Bemmel.
Anna Buddingh wordt ook geschreven als Buddinck / Buddinc / Buddincx / Buddinck.
Johan van Ommeren wordt ook geschreven als Jan van Omeren / Oemeren.
Deze zerk lijkt veel op zerk nr. 63 van Gijsbert Engelen en Johanna van Ommeren. Op deze zerk bevindt zich ook een alliantiewapen, waarvan de familiewapens afgehakt zijn en onder de familiewapens alleen nog de namen 'ENGHELEN' en 'OMMEREN' aanwezig zijn.
Het echtpaar Johan van Ommeren en Anna Budding woonden aan de Oevverstraat 52-53. Dit pand werd in 1887 gesloopt, het prachtig beschilderde 17e eeuwse plafond van dit pand is bewaard gebleven en werd bij toeval ontdekt. Bij het wegbreken van een kast in dit huis, dat toen bewoond werd door de heer Ter Maat, kwam het beschilderde plafond te voorschijn, omdat het zich boven het bestaande plafond bevond. Het plafond werd door een dikke laag heiplaggen aan het oog onttrokken. Na het verwijderen daarvan kwamen de beschilderingen te voorschijn. In de 'Opregt Haarlemsche Courant van 5 juli 1887 werd erover geschreven (zie afbeeldingen).
Het plafond werd uiteindelijk geplaatst in de Witte Villa Sonsbeek, in de Heerenkamer. Op dit plafond bevinden zich diverse beschilderde taferelen, met op één daarvan een koets met daarop het familiewapen van het echtpaar (zie afbeelding).
Anna Buddingh schreef "Memorie geteijkent In october 1618 bij mij Anna Buddicx":
" Den 18 October 1585 ben ick geboren acht daeg nae Sant Victor en ben getrout geweest met Gosen van Lienden. Int jaer 1602 den 24 juni mijn man z. is gestorven den 2 juli 1613 out 32 jaer. Den 12 October 1615 ben Rick weder getrout met Johan van Ommeren. Godt wil gunnen dat wij lang bijeen mogen blijven ist ons saelich.
Den 5 julij 1655 is mijn man aen de beroering op een donderdach aavents 5 uren haestich gestorven want ick smiddags te 12 uren met hem aen de tafel sat met ons Jonge dochter Maria Huigens, wij hadden 39 en een half jaer samen getrout geweest. De heere wil ons allen een vrolicke verrijzenis verlenen.
Onsen soon Goswijnus is geboren den 7 julij 1616 op een sondach nae middach voor vier uren. Godt wil hem in de deugden laten opwassen. Onsen soon Goswijnus is gestorven den 4 december 1626 aen de kinderpocket.
Ons dochter Maria is geboren den 12 december 1617 savents een quartaire voor acht uren op vrijdag. Op sondach den 4 julij 1619 savens te half acht uren is geboren onsen tweden soon Redolf. Godt laet hem in de deugden opwassen. Op vrijdach tussen 4 en 4 uren smorgens ben ick verlost van twe soonen die over 20 weken niet gedraegen waren, het eerste bleef doot in de geboorte het tweede heeft noch een uur geleeft nae dat het geboren was."
Bron: Origineel bij het Centraal Bureau van Genealogie, Den Haag. Tabula Batavorum, Jaargang X, no. 1, 1992.