Dit is grafzerk van groot formaat van 135 x 232 cm met smalle rand, met boven in het midden het nummer “168” en rechts het woord “KELDER”. De zerk is links boven en onder aan de rand beschadigd. Binnen de rand is de zerk geheel gebeeldhouwd, met op de bovenste helft een familiewapen met een traliehelm, naar links kijkend, met wrong en als helmteken een vlucht. Op het gebeeldhouwde gedeelte bevinden zich nog vier met riemen opgehangen wapenschilden, waarvan twee in de bovenste helft en twee in de onderste hoeken naast het tekstvlak. Op de onderste helft een grote vierkant (de onderste hoeken zijn afgeschuind) tekstvlak met een smalle rand en voorzien van een 21 regelig opschrift in Latijnse letters. Dit opschrift luidt:
“M.S.
IACOBO . GORIS . ARNOLDO . GORIS .
MARGARITÆ . GORIS . FILIAE . UNICA .
WILHELMO . GORIS . ET .
IOANNI . GORIS . V.I.L. POST . GALLI-
CAM . PEREGRINATIONEM . IM-
MATVRA . MORTE . EXTINCTO .
TVRBATO . MORTALITA-
TIS . ORDINE . PARENT .
MOESTI . P.P.
OB . IACOB . XXVI . AVG . CIƆ.IƆ.C.VI
ÆTAT . III
ARNOLD . IV . MART . CIƆ.IƆ.C.VII.
Æ.TATI I
MARGAR . VLT . SEPTEMB . CIƆ.IƆ.C
XXV . ÆTI . VIII
WILHELM . IV . NOVEMB . CIƆ
IƆ.C.XXV. ÆT . XVI
IOAN . IV. NOVEMB . CIƆ .
I.Ɔ.C.XXV
ÆT . XXV”
De wapenschilden zijn afgehakt, maar op het hoofdwapen is nog vaag te zien dat het wapenschild verticaal opgedeeld was. Op de linkerhelft is nog een schuinkruis te zien en op de rechterhelft het familiewapen van Goris, met boven drie kaarsen en onder een ‘morenkop’. Van het helmteken is de vlucht (vleugels) bewaard gebleven, daartussenin moet een kaars (vermoedelijk weggehakt) hebben gestaan, behorende bij het wapen van Goris. De familiewapens op de vier randwapens zijn ook weggehakt. Vaag is nog links een wapen met drie kaarsen te onderscheiden en rechts een schuinkruis.
Vertaling :
Voor Jacobus Goris, Arnoldus Goris, Margarita Goris enige dochter, Wilhelmus Goris en Joannes Goris, Licentiaat in de beide rechten, die aan een te vroege dood overleed na een bedevaart naar Frankrijk. Hebben met een verandering van de volgorde van sterfelijkheid de bedroefde ouders een steen doen plaatsen.
Jacob 26 augustus 1606 - 3 jaar
Arnold 4 maart 1607 - 1 jaar
Margarita laatste dag september 1625 - 8 jaar
Wilhelm 4 november 1625 - 16 jaar
Johannis 4 november 1625 - 25 jaar
Opmerking: De Romeinse nummering " CIƆ.IƆ.C XXV " betekent 1625.
Normaal zou er " MDCXXV " staan, hier schrijft men de 'M' als 'CIƆ' en de 'D' als 'IƆ'.
De grafzerk lag oorspronkelijk op de zuidelijke kooromgang onder het epitaaf van Martinus Goris. Het epitaaf (zie afbeelding) is ongeschonden door WO II heen gekomen doordat het beschermd werd door een houten omkisting.
In Arnhem is een straat naar de vader vernoemd, de “Maarten Gorisstraat”, in de wijk Sint Marten.
Hier liggen vijf van de kinderen van Martinus Goris en Josina Lamers begraven. De familie Goris was een zeer welvarende familie. Martinus Gregorius Jacobsz. Goris (geboren in Venlo op 25 maart 1570) trouwde 16 januari 1598 Josina Lambertsdr. Lamers (geboren in 1570-overleden 1636). Samen kregen ze zeven kinderen, vijf daarvan zijn overleden vóór het echtpaar en liggen hier begraven. Op de grafzerk staan de namen van Martinus en Josina niet vermeld, in het door F.H. van Berck gekopieerde boek ‘Afbeeldingen van de grafzerken in de Groote Kerk en de in die kerk opgehangen wapens’ staat echter vermeld dat ze ‘op het Coor in de Groote Kerk’ begraven werden, Martinus in 1632 en Josina in 1636. Het is waarschijnlijk dat Martinus en Josina in hetzelfde graf, onder dezelfde zerk, begraven werden.
Martinus Goris overleed 1 augustus 1632, op 62-jarige leeftijd, aan een beroerte, onderweg terug naar Arnhem. Hij genoot een deel van zijn opvoeding in Frankrijk, studeerde in Genève en behaalde in Leiden de doctorstitel in beide rechten (burgerlijk en kerkelijk recht). Hij vestigde zich in Nijmegen en werd in 1597 raadsheer aan het Hof van Gelderland. In 1627 was hij, als oudste raadsheer, aangewezen om Gerlach van der Capellen op te volgen als Kanselier van Gelderland. Hij was de laatste Kanselier van Gelderland. Hij was 35 jaar lid van de Arnhemse magistraat en maakte grote naam als rechtsgeleerde en historicus. Hij speelde een invloedrijke rol, als contra remonstrant, tijdens de Synode van Dordrecht (1617-1618). De familie bewoonde een huis en hofstede, gelegen in de Bakkerstraat te Arnhem.
De twee zonen die hen overleefden waren Lambert/Lambertus en Jacob/Jacobus.
Lambert (?- overleden 1651) werd hoogleraar rechten en filosofie en trouwde in 1635 met Maria van Panhuys en werd syndicus van de stad Nijmegen. Hij ligt samen met zijn vrouw en hun zoon begraven in de Sint Stevenskerk te Nijmegen. Hij overleed 20 juni 1651 aan ‘een seer swaere koorts’. In 2016 werd de grafkelder van de familie Goris in de Stevenskerk teruggevonden.
Jacob (? - overleden 1666) was schepen en raadsvriend van de stad Nijmegen en werd tevens burgemeester van deze stad. Hij trouwde in 1637 met Anna Scheiffart van Merode en na haar overlijden trouwde hij in 1645 met Susanna Blanche de Quaru. Jacob overleed in 1666. Zijn familiewapen is nog terug te vinden in Nijmegen op het poortje van de Korenmarkt dat toegang gaf tot het academiegebouw, nu ingemetseld in de muur van de Gedeputeerden Plaats van het Raadhuis, beter bekend als de Academiepoort.