Deze zerk van formaat 171 x 256 cm is van zeer groot formaat, zonder nummer. De gehele zerk is vlak gehakt en alleen op de bovenste helft voorzien van een diepe inzinking met daarin een wapenschild met dekkleden, een aanziend gestelde traliehelm met daarop een kroon. Om de nek hangt een ketting met een ronde hanger. Middenonder aan het schild hangt een kwast.
Van het wapenschild is het familiewapen afgehakt en het helmteken ontbreekt.
Georg / Georgh / Georgius Ripperda werd geboren omstreeks 1630 als zoon van Peter Vincent Ripperda tot Vorden en Anna van Eerde tot Beurse. Hij overleed te Arnhem 19 november 1702, hij was sinds 1687 Heer van Verwolde. Huis Verwolde, in beheer bij Geldersch Landschap & Kasteelen is te bezoeken.
Hij studeerde rechten te Harderwijk, later te Leiden, waar hij in het Latijn een redevoering hield over het beleg van deze stad. In 1658 werd hij toegelaten tot het ridderschap van Zutphen, in 1659 werd hij richter van Doesburg en in datzelfde jaar raadsheer in het Hof van Gelderland. Later werd hij kanselier van Gelderland. In 1664 werd hij curator van de hogeschool te Harderwijk. Hij stierf ongehuwd.
Het geslacht Ripperda behoort tot de oudste en voornaamste adellijke geslachten van Nederland. Er zijn diverse verklaringen over de herkomst van de naam, waarschijnlijk is de naam afgeleid van de mannelijke voornaam Rupert of Rippert, dan zou er sprake zijn van een patroniem. Een andere verklaring is dat de naam afgeleid is van ‘reit das Pferd da’, wat ook verwijst naar het familiewapen. Er schijnt zelfs een dubieuze ‘familietraditie’ te bestaan dat veel leden van de familie te paard verongelukken, men noemde dit een ‘Ripperda-dood’.
Een onderzoek naar de herkomst van het geslacht werd gedaan door P. van Agteren, in zijn boek ‘Genealogie van het Geslacht Ripperda en Cosijn von Ripperda’, daarin is te lezen dat de de Ripperda’s tot de inheemse Friese hoofdelingen adel der Ommelanden behoorden. Naar alle waarschijnlijkheid stamt het geslacht uit Oost-Friesland van vóór 1300. De eerste Ripperda-vermelding stamt uit 1057 als rijke, Oostfriese landeigenaar Frerik Ripperda. Unico I Ripperda tot Farsum wordt formeel als stamvader der Ripperda’s beschouwd. Het geslacht Ripperda telt veel afstammelingen die een voorname rol hebben gespeeld in de Nederlandse en Europese geschiedenis.
Wigbolt Ripperda, gouverneur van Haarlem, verdediger van de stad tegen de Spanjaarden
Willem Ripperda tot Boxbergen, tekent in 1648 namens Overijssel de Vrede van Münster
Johan Willem Ripperda, wordt benoemd tot Spaanse hertog en eerste minister.
Ook zijn er koninklijke afstammelingen te vinden, zoals:
Koningin Margarethe II van Denemarken
Koning Carl XVI Gustaf van Zweden
Koning Willem-Alexander der Nederlanden
Bijzonder is het om te vermelden dat Georg Ripperda en Koning Willem-Alexander dezelfde voorouder delen, nl. Hayo Ripperda (overleden in 1616), die getrouwd was met Henrica van Hackfort. Zij hadden vier kinderen, waaronder Maurits Ripperda, Heer van Vorden (opa van Georg Ripperda) en Elsabe Ripperda (voorouder van Koning Willem-Alexander, via zijn vader Claus van Amsberg). De verwantschap met Koning Willem-Alexander is terug te vinden in zijn stamboom, generatie nr. 14.
De zerk voor de 'ingang van de kelder van Georg Ripperda' ligt aan de 'onderkant' tegen de zerk aan. Beide zerken lagen op het hoogkoor onder het epitaaf, dat bij het overlijden van Georg Ripperda aan beide kanten van het muurtje van de kooromgang aanwezig was. Dit is te zien op de foto, gemaakt ca. 1930-1940 (zie afbeeldingen). Het is hoogstwaarschijnlijk de zerk van Georg Ripperda, maar alle namen en familiewapens ontbreken. Het is gebaseerd op basis van beschrijvingen en afbeeldingen.
Het testament van Georg Ripperda bevindt zich in het Gelders Archief. Dit werd door hem opgesteld, ondertekend en van een zegel voorzien, gedateerd 20 juli 1702 (zie afbeelding). In dit testament staat ‘dat mijne begraffenisse sal geschieden bij dage sonder uiterlijke pompe sijnde den kelder en koperen kiste daar toe van mij laten maaken'. De koperen kist van Georg Ripperda, die zich in de grafkelder van de Eusebiuskerk bevindt, is bewaard gebleven. Zijn wens, waarvoor hij 100 zilveren Ducatons betaalde aan de kerk, dat de grafstede nooit geopend mag worden is door de toevallige vondst niet helemaal uitgekomen. Hoewel de grafkelder natuurlijk niet echt geopend werd. De koperen kist lijkt onbeschadigd te zijn en dateert van het jaar 1702 en ligt daar nu al ruim 300 jaar in de, tot nu toe, enige vrijwel intact gebleven, grafkelder in de Eusebiuskerk.
In Arnhems Historisch tijdschrift van juni 2022 staat een uitvoerig artikel over de ontdekking van de koperen kist van Georg Ripperda.