De grafzerk van Sasbout is niet meer in de kerk aanwezig. Volgens diverse bronnen zou de zerk in de buurt van het Epitaaf gelegen hebben. Daar het muurtje waar de epitaaf aan hangt in de tijd van Sasbout meer naar het westen lag, nemen we aan dat de zerk in de noordelijke kooromgang vlakbij het muurtje gelegen moet hebben. Bij de verwijdering van de parketvloer in 2019 hadden we nog de hoop dat de zerk tevoorschijn zou komen. Achteraf ijdele hoop omdat ook Muschart in 1936 de zerk niet heeft beschreven en er dus toen waarschijnlijk ook al niet meer was.
Dit Epitaaf is zo’n belangrijk topstuk van verfijnde renaissance sculptuur dat we hieronder een beschrijving opnemen. Het Epitaaf liet van Sasbout waarschijnlijk tijdens zijn leven vervaardigen. Het epitaaf is voorzien van uiterst fijn uitgevoerde renaissance figuren zoals engeltjes, acanthusbladeren en pleurants. De basis wordt gevormd door een jonge vrouw, gelegen naast een skelet op een rieten dodenmat, betreurd door twee putti’s met dovende fakkels. Zij dragen twee tekstbordjes met daarop de spreuken Homo Bulla ‘de mens is als een zeepbel’ en Caro Fenum ‘het vlees is als gras’. Beide spreuken verwijzen naar de vergankelijkheid van het leven, net zoals de Latijnse tekst, van de hand van Sasbout, onder de skeletten.
Vrij vertaald betekent deze latijnse tekst het volgende:
Sta stil, wat gij zijt ben ik geweest wellicht zijt gij morgen wat ik ben een rottend lijk
Eens was ik Jodocus Sasbout, ik zag het levenslicht in het beroemde Delft.
Dertig jaar was ik rechter en maakte ik deel uit van de rechtbank.
Maar wat baten mij thans titels, schatten of wijsheid?
De dood maakt hoog en laag gelijk.
Allen de deugd overleeft den mens die alleen moet gij bij uw leven hooghouden.
Vaarwel.
De nis tussen de korfbogen is nu leeg. Hier werd echter voor de reformatie een reliëf met de geboorte van Christus getoond. De Spaanse reisbeschrijver Calvete de Estralla beschreef dit nav zijn bezoek in 1549 aan de Eusebiuskerk. De nis zou afgesloten kunnen worden met houten deurtjes waarvan de scharnieren nog aanwezig zijn. Ten tijde van de Beeldenstorm (ca. 1579) werd het reliëf vernietigd en vervangen door enkele passages uit de bijbel.
Het epitaaf wordt toegeschreven aan de beeldhouwer Colijn de Nole en is vervaardigd uit Avendersteen, een zeer fijn grijsachtig krijtgesteente.
In 1543 (vrede van Venlo) werd Joost van Sasbout door Karel V benoemd tot kanselier van Gelre en Zutphen met als taak het nieuwe Hof in Arnhem op te zetten. Daardoor was hij één van de belangrijkste Gelderlanders uit die tijd.
Jodocus (Joost) van Sasbout werd 4 maart 1487 te Delft geboren. Hij trouwde met Catharina Pietersdr. van der Meer, zij hadden ten minste twee kinderen, genaamd Louise en Joost Arnold (ca. 1510-?). Joost was een bekend rechtsgeleerde en president van de rechtbank. Zoon van Sasbout Sasbout, thesaurier en burgemeester van Delft, en Machteld van der Dussen.
Hij overleed te Haarlem op 14 november 1546, in den ouderdom van 59 jaren, doch werd in Arnhem begraven. Nadat de jurist was gestorven ging zijn vrouw Catharina van der Meer terug naar Holland, waar zij 14 jaar later overleed. Catharina werd in Den Haag begraven.