Een grafzerk van zeer groot formaat van 140 x 215 cm met boven in het midden het cijfer “116”. Zerk met een brede rand in de vorm van een lint, dat op de hoeken de randen van de zerk bijna raakt. Op dit lint een randschrift in gotische letters. Bijzonder aan deze zerk is dat er een afbeelding van wellicht de overledene afgebeeld is. Binnen het lint is de zerk geheel gebeeldhouwd met een geheel geharnaste man, frontaal afgebeeld. Hij staat op een betegelde vloer, zijn helm heeft een geopend vizier over het hoofd, zijn rechterhand heeft hij omhoog gericht. Met deze rechterhand houdt hij een lange riem vast, waaraan een wapenschild hangt, dat zijn rechterdijbeen vrijwel geheel bedekt. Zijn linkerarm is omlaag gestrekt en met zijn linkerhand houdt hij een korte riem vast, daaraan hangt ook een wapenschild. Dit wapenschild bedekt het linker dij- en scheenbeen voor de helft. Onder beide wapenschilden hangen twee koorden, die in kwasten eindigen.
Het randschrift luidt:
“INT . JAER . ONS . HERN . 15..
EN . 43 . DEN . 9 . DACH . OCTOBER . STARF . MEISTER . JAN . HARNSMAKER .
INT . JAER . 15.40 . DĒ . 25 . DACH .
OCTOBER . STARF . STIJN . SY . HUISFROW . BIDT . V. DIE . ZIELE“
Ook op deze zerk zijn de familiewapens op de wapenschilden volledig weggehakt. Dat is in dit geval extra jammer omdat we de oorspronkelijke wapens nu niet kunnen vergelijken met de meestertekens aangetroffen op de kuitstukken van het Harnas van Karel.
In charter no. 1764 van de Rekenkamer van Gelderland d.d. 24 oct. 1528 verklaart hertog Karel van Gelre het volgende:
“Soe meister Johan Harnischmaicker ons tot onsen vlytigen versuecke die summe van duysent golden gulden van gewicht opgebracht ind versaiten hiefft, bekennen wy Hartoige vursc. Vur ons, onse erven ind nakomelyngen, dat wy vur alsulcke duysent golden gulden den vursz. Meister Johan off gebrek siinre erven ons tollamp onss Lobitschen Tols op onsen Ysselstroem in handen gestalt hebben vind stellen Metz deden onsen brieve tselve onse ampt therstont ain to fangen getrouwelick ind waell toe bedienen and to bewaeren off durch syne soens Philips, Johan off Derich Heymeryck, sinter dochter man, bedienen vind bewaeren laiten”.
Het harnas dat Jan Calis voor Karel van Egmond maakte is wellicht het enig bekende harnas waarvan met weet wie het gemaakt en gedragen heeft.
Deze zerk wordt ook onder No. 3216 in de Iconographia Batava door E. W. Moes genoemd.
Jan Harnsmaker werd geboren als Jan / Johan van Calis en trouwde Stijn van Daele. Zij kregen drie kinderen, Lijsbet, Johan en Philips. Philips werd, net als zijn vader, ook harnasmaker. Jan woonde met zijn gezin in de Bakkerstraat. Philips ontvangt 15 september 1532 het tolambt van Arnhem voor zijn bewezen diensten aan de Hertog van Gelre.
Johan Harnischmaker was blijkbaar ook een vermogend man geworden, want den 24 Oct. 1528 ontving de hertog van hem 1000 gouden guldens ter leen, waarvoor hij het tolambt van den Lobithschen tol op den IJssel als pand krijgt, waaruit hij jaarlijks zou genieten 60 gulden voor rente, 50 gulden voor loon en 10 gulden voor een nieuw kleed voor ’s hertogs divisie. Dit pandschap werd den 14 April 1332 afgelost met 1500 Karels gulden.
Jan van Calis wordt ook geschreven als Johan van Cales / Kalis / Kaelis / Kaliss, bovendien wordt hij ook Jan Harnasmaker / Harnischmaker / Harnysmaicker genoemd.
Stijn van Daele wordt ook geschreven als Cristina van Dale / Dael.